In het 'jaar van de boerderij' mag in de rubriek Aanzienlijke huizen een boerderij niet ontbreken. Dit jaar tot monument verheven, komt De Duinsche Hoeve te Rosmalen als geen ander de eer toe hier te worden geportretteerd. Deze markante boerderij stond centraal op de Open Monumentendag van dit jaar. Vliertwijksestraat 63 wijst het telefoonboek de weg naar De Duinsche Hoeve, de pachtboerderij die haar doopnaam dankt aan een toponiem, dat staat voor het gebied van en rond het verpleeghuis Mariaoord, waar tot voor een paar jaar de Zusters van Liefde van Tilburg ook letterlijk de lakens uitdeelden. Aan die congregatie heeft pachter Grad(je) van der Doelen (76) immer een voorbeeldige huisbaas gehad. Zo onbegaanbaar als het karrenspoor vanaf de Vliertwijksestraat oogt, zo uitnodigend baant aan de achterkant een stevige laag grind de entree tot de eerbiedwaardig oude boerderij. Dat de tot monument uitgeroepen hoeve met de achterzijde naar de Oude Baan is gekeerd, doet aan de gastvrijheid van Van der Doelen geen millimeter af, al was het maar door twee vervaarlijk blaffende herders in toom te houden. De voorkant, overigens ook niet op de Vliertwijksestraat gericht, maar echt wat je noemt oostelijk georiënteerd, weet zich deze hete zomer rijk belommerd door monumentale linden, die gezien hun gigantische omvang waarschijnlijk eveneens in de zeventiende eeuw zijn geworteld, net als de oudste relieken van de boerderij. Benieuwd naar de historie, die in De Duinsche Hoeve huist, weten we ons deskundig gegidst door Rob Gruben, directeur van 'BAAC BV Bouwhistorie en Archeologie' te 's-Hertogenbosch, die spontaan aanbood na een interview (zie elders in deze uitgave) mee te gaan naar Rosmalen, want: 'Je kunt mensen vooral enthousiast krijgen voor bouwhistorie als je dingen laat zien. Als je ter plaatse bent is het hele gebouw aangrijpingspunt om alle mogelijke wetenswaardigheden te vertellen'. En het is niet alleen de uitkomst van onderzoek, door zijn bedrijf gepleegd, dat Gruben souffleert; hij openbaart even gul aardige weetjes die een verhaal als dit verlevendigen. 'Weet je waarom de onderste meter van het dak uit pannen bestaat en de rest met stro is gedekt? Als het vee naar de stal werd gedreven om te worden gemolken, vrat het, als het de kans kreeg, het stro van het dak. Hetzelfde deden de paarden, de hals gerekt, het hoofd schuin achterover gedraaid, als het luik van hun box openstond. De zuinigheid van de boer verzette zich daartegen.' | 96 |
D'n HerdHet monumentaalste van De Duinsche Hoeve zit 'm in het zeventiende-eeuwse gebinte in de vroegere stallen, nu winterstalling voor caravans en vouwwagens. Overigens zijn het niet alleen die oude binten die historie schrijven. In het midden van de koeienstal vervangt een stalen balk, geschraagd bovendien door twee betonnen pilasters, de eens zo imposante houten drager van weleer, doorgezakt echter toen in het tijdperk van de vooruitgang het hooi niet langer los werd opgetast, maar gekneveld in zoveel zwaardere balen. En dan is er nog die balk in de woonkamer, waar een latere bekleding de sporen maskeert van een granaatinslag in oktober 1944 toen geallieerde troepen oprukten naar 's-Hertogenbosch.De plaats waar de bevrijders Duitsers ingekwartierd wisten, moest het zwaar ontgelden, al herinnert daar alleen voor wie het weet het verborgen leed in d'n Herd nog aan. Maar Grad van der Doelen herinnert zich zoveel meer. 'De boerderij heeft veel geleden met de bevrijding'. En: 'Twee Duitsers vonden hier de dood'. Gradje - 'nooit Grad, want ik ben onder de maat', lacht hij, klein van stuk als hij is - is hier geboren, evenals zijn vader trouwens. Want het was de grootvader van Gradje van der Doelen, die al vanaf 1892 de boerderij pachtte. Zelf boerde Gradje er vanaf 1953. Een gemengd bedrijf, waartoe de beschikbare grond dan ook alle aanleiding gaf: 9 ha zanderige (duin)grond richting Mariaoord, 9 ha zware grond 'over het spoor' en 9 ha in de polder. Tot 1960 had Van der Doelen koeien, nadien alleen jongvee, tot hij er in 1987 mee stopte, wetend dat geen van zijn drie zoons zin had hem op te volgen en z'n drie dochters ook al geen boer mee naar huis namen. Gradje treurt daar niet om. Integendeel. 'Ik ben heel blij, want boeren, daar is tegenwoordig geen aardigheid meer aan. Het is hard werken voor een paar centen. Als je niet groot bent, kun je niet meer mee.' Nu heeft Van der Doelen nog 'twee leasekoeien'. Hij doelt op de twee koeien van een andere boer die elk jaar van mei tot november in een wei naast z'n boerderij logeren. DriebeukigDe boerderij is van 1624. Uit die tijd zou ook het gebinte in de stal kunnen zijn, formuleert Rob Gruben voorzichtig. Met zijn ijsselsteentjes is de voorgevel even oud als prachtig. De oostelijke muur geeft 18e-eeuws metselwerk te zien, maar overigens zijn de muren laat 19e, begin 20e eeuw; de achtergevel iets ouder, zo leert de gevelsteen boven de baanderdeuren: 1856. De kozijnen zijn zo oud dat ze nog pen- en gatverbindingen hebben. Flink ingekort vertellen de staldeuren aan de achterkant dat het aardoppervlak hier vroeger enkele tientallen centimeters lager moet zijn geweest. Voor haar tijd was De Duinsche Hoeve een grote boerderij, met ook nog een korenschuur, die echter door de geschiedenis is opgeslokt.De Duinsche Hoeve manifesteert zich onmiskenbaar als een driebeukige boerderij. De gang die nu kamer en keuken, de vroegere opkamer, scheidt, was er van oorsprong niet. Je viel in die tijd nog met de deur in huis. Grad van der Doelen weet nog dat het zand op de vloer plaats maakte voor de eerste kokosmat. De slaapkamer die zich aan de andere kant van de huiskamer bevindt, vertegenwoordigt de derde beuk. Vroeger was dat de zogeheten goei kamer, ook wel 'pachtkamer' genoemd omdat de pachtheer of diens rentmeester daar met de nodige égards werd ontvangen als hij, met Kerstmis en Pinksteren, de pacht in ontvangst kwam nemen. Gradje: 'Daar kwamen wij nooit. Dat mochten we niet. Het was de enige kamer met een planken vloer'. Achter de goei kamer was de bedstee waar Gradjes ouders sliepen, nu een royale kast. Mevrouw van der Doelen, in 1954 met Gradje getrouwd: 'Toen we hier kwamen wonen had de boerderij nog acht bedsteden'. Want, lacht Gradje nog maar eens, 'berekend op grote gezinnen'. Op één na | 97 |
zijn alle bedsteden verdwenen. In de stal laat nog één 'ruimte' zien hoe krap zo'n bedstee was. Amper één bij anderhalve meter. 'De mensen waren woeger weliswaar een stuk kleiner dan tegenwoordig, maar dat neemt niet weg dat ze evengoed niet anders dan half zittend konden slapen. En met z'n tweeën, dus nog krap ook'.UniekIn de herd is ook de oude schouw verdwenen om plaats te maken voor een bijna ook weer antieke gashaard, nog altijd de enige plaats in huis waar gestookt wordt. Niettemin een hele verbetering ten opzichte van de oude schouw, die weliswaar mooi, maar weinig effectief was. 'Als je rond het vuur zat, was je van voren warm, maar van achteren koud. In de winterdag zat de boer (de vader van Gradje) met de knechts met jassen aan te kaarten.'De knechts huisden in de opkamer. Na 1945 verdween de laatste knecht van het appel. Er kwamen loonwerkers om de maïs te dorsen. Inmiddels keuken geworden geeft de opkamer - via een van de allemaal nog ouderwetse planken deuren - toegang tot de kelder. Het trapje oogt al even oud, maar qua indeling is deze zijbeuk nog van zeventiende-eeuwse oorsprong. De in naam aan vroegere duinen herinnerende hoeve had in feite drie stallen. Achter het woongedeelte de voorstal, vroeger met lemen vloer, waar gedorst werd. Hier nog de laatst overgebleven bedstee, die overigens alleen historische waarde vertegenwoordigt. Achter de voorsta1 de koeienstal met daarachter weer een kleinere ruimte waar varkens en/of kippen hun domicilie hadden. 'In 1959 hadden we hier nog een potstal', reproduceert het geheugen van Gradje, een stal met verlaagde vloer waarin de mest zich opstapelde. 'Na de winter moest je de mest er uit kruien. Goede mest was dat en die kon de arme grond hier maar al te goed gebruiken.' Het mag volgens Rob Gruben beslist uniek heten dat hier in die tijd nog een potstal was. 'Dat zou wel eens de laatste potstal van Brabant geweest kunnen zijn', want al in 1875 werd kunstmest uitgevonden, waarna de potstallen successievelijk verdwenen. De roosters, voor de afvoer van wat nadien drijfmest heette, vervullen Gradje van der Doelen nog altijd met een zekere trots. 'Dat was de grootste vooruitgang die we gehad hebben.' | 98 |
InleidingKortgevelboerderij 'De Duinse Hoeve' van het hallehuistype met middenlangsdeel, voornamelijk daterend uit 1627 en 1856. Markante boerderij, afgezonderd gelegen op ruim landgoed met hoog opgaand geboomte. In de onmiddellijke omgeving eiken met een stamomtrek van ca. 200 cm en vijf linden ca. 175-300 cm.OmschrijvingDe boerderij is oorspronkelijk opgetrokken uit IJsselsteen onder een afgewolfd rieten dak met een brede voet van voornamelijk gesmoorde Hollandse pannen. Ter hoogte van de brandmuur tussen woon- en bedrijfsgedeelte staat op de nok met vorstpannen een gemetselde schoorsteen. De voorgevel, die van de openbare weg is afgewend, is boven een hoge gepleisterde plint gemetseld uit IJsselsteen met klezoren bij de gevelopeningen. Onder de schuine dakvlakken, waarvan het linker iets is opgetild, zitten vlechtingen. Ramen en deur zijn afgedekt met rollagen. De gevel is dun gesausd. De voordeur met gedeeld bovenlicht, die zoals alle kozijnen, ramen en luiken rond 1985 min of meer naar oud model vernieuwd zijn, bevindt zich links uit de middenas. Uiterst links een dubbel draairaam in kozijn met middenstijl en dubbele luiken. Vrijwel centraal in de voorgevel zit een venster met negenruits raam, uiterst rechts een soortgelijk venster, zij het iets kleiner, beide met dubbele luiken en oorspronkelijk uitgevoerd als schuifraam. Centraal op zolderniveau een klein venster met draairaam met kruisroeden. De onderdorpels van de vensters beneden zijn van beton. Drie staafankers. Vlak onder het wolfseinde steken de gordingen door de buitenmuren. De lange zijgevel rechts is van IJsselsteen met reparaties in hergebruikte oranjerode handgevormde baksteen. Stroomlagen. Op onregelmatige afstanden staan vijf latere steunberen. Ter hoogte van het woongedeelte een oud kozijn met draairaam en luik. Bij het bedrijfsgedeelte een dichtgezette deur, waarvoor het dak even opgelicht was, vervolgens een lage staldeur en twee vernieuwde tweedelige stalramen. De regelmatig ingedeelde lange zijgevel links is boven een hoge gepleisterde plint, mogelijk in 1856, vernieuwd met paarsbruine handgevormde baksteen in kruisverband. Daarin vier lunetvormige gietijzeren stalramen met gaffelvormige roeden en een dichte staldeur. Ter hoogte van de woning een keldervenster met tralies. De geheel symmetrische achtergevel dateert blijkens een inscriptie in de hardstenen sluitsteen in de steense korfboog met aanzetstenen boven de dubbele deeldeur uit 1856. Het metselwerk lijkt identiek aan dat van de linker zijgevel. Onder de schuine dakvlakken zitten vlechtingen. Midden boven de deeldeur een groot laadluik. Staafankers. De zijkanten van de achtergevel lopen uit in steunberen die in verband gemetseld zijn. De kozijnen en ramen zijn wit, de deuren en luiken standgroen geschilderd.Inwendig is de oorspronkelijke indeling grotendeels bewaard gebleven. De ankerbalk in de woonkeuken is omtimmerd, de schouw is achter een later muurtje verdwenen. Oude deurkozijnen met een oude deur. Geheel links naast de voordeur bevindt zich met drie stenen treden naar beneden een kelder met tongewelf. Opkamer met houten trap van vier treden. De schoorsteen boven het voorhuis is van IJsselsteen. In de kap boven het voorhuis enkele eiken sporen. In de voorstal een bedstede. In het bedrijfsgedeelte zijn vier eiken ankerbalkgebinten met schoren zichtbaar. Gehakte telmerken. Op de ankerbalken eiken trapeziumvormige spanten met twee koppelbalken boven elkaar en windschoren. Twee gordingen en rondhouten sporen. Een afwijkend spant van gezaagd grenenhout na oorlogsschade vernieuwd in 1946. WaarderingDe kortgevelboerderij met middenlangsdeel uit 1627 en 1856 is van algemeen belang. Het pand heeft cultuurhistorische waarde als bijzonder markant voorbeeld van een zich steeds verjongende boerderij van het hallehuistype. Het pand heeft architectuurhistorische waarde vanwege de in- en uitwendig betrekkelijk gaaf behouden hoofdstructuur en het traditionele materiaalgebruik alsmede vanwege onderdelen van het interieur. Het pand is historisch van belang vanwege de hoge ouderdom. Door zijn ligging op een landgoed met hoog opgaand geboomte vormt het een karakteristiek landschapselement. |
2003 |
Vliertwijksestraat 63 "De Duinsche Hoeve"Fraai gelegen in de bosrijke omgeving ten noorden van Mariaoord heeft deze markante boerderij een lange bouwgeschiedenis van ca. 3 1/2 eeuw. De huidige hoeve wordt gerekend tot het kortgeveltype, het bedrijfsgedeelte heeft traditioneel hallenhuis - indeling (d.w.z. vrijstaande gebinten, die de ruimte een driebeukige indeling geven). De ankerbalkgebinten in de stal vormen het oudste onderdeel van de boerderij (17e eeuws). Diverse bouwsporen in de bakstenen buitengevels illustreren de verschillende faseringen in de bouw. Oorspronkelijk heeft de boerderij (zoals meerdere voorbeelden in het noordelijk deel van de provincie, met name in de Langstraat, maar ook in het rivierengebied van de Betuwe) aan de achterzijde een dakoverstek. Pas tijdens de verbouwing in 1856 (zie jaartalsteen boven de deeldeur) is de achterfevel naar achteren verplaatst tot onder het dakschild. De oudste bakstenen onderdelen van de boerderij (18e eeuws) zijn opgetrokken in kleine bakstenen (ijsselformaat). Het van luiken en kleine glasroeden voorziene venster in de voorgevel van het woongedeelte is recentelijk vernieuwd. Het grote wolfsdak op de hoeve heeft een rietdekking in combinatie met de verbeterde Hollandse dakpan op de zijbeuken. De Duinsche Hoeven is pas onlangs beschermd als Rijksmonument.
Boekje Open Monumentendag (2003) 25-26
|
2002 |
Vliertwijksestraat 63 rijksmonumentHet college stelt de raad voor een positief advies uit te brengen aan de staatssecretaris van OC en W om het pand aan de Vliertwijksestraat 63 als rijksmonument aan te wijzen.
B&W Besluitenlijst van 17 december 2002
|